Wijzigingen vrijstellingenbesluit – stedenbouwkundige vergunningen

Op 17 januari 2014 keurde de Vlaamse Regering een wijzigingsbesluit inzake de vrijstellingen van de stedenbouwkundige vergunningen goed.

 

Globaal bekeken voegt het besluit zes nieuwe aanpassingen door.

 

  1. Voor een aantal kleinere werken in, aan en bij een woning is momenteel geen stedenbouwkundige vergunning nodig; Zo zijn niet-overdekte constructies zoals bv. een vijver, een terras, een zwembad,… in principe niet vergunningsplichtig. Daarnaast wordt ook het plaatsen van vrijstaande, niet voor verblijf bestemde bijgebouwen, zoals bv. een tuinhuis of een carport, vrijgesteld van de vergunningsplicht.

 

De vrijstelling van de niet-overdekte constructies is evenwel beperkt tot constructies met een maximumoppervlakte van 80 m², die tot op één meter van de perceelsgrenzen worden geplaatst. Voortaan kunnen dergelijke constructies ook worden opgericht tegen een bestaande scheidingsmuur.

 

De vrijstelling voor de niet voor verblijf bestemde bijgebouwen die niet met het hoofdgebouw verbonden zijn, blijft bestaan, maar mag nu 3,5 meter hoog zijn, terwijl de nokhoogte daarvoor slechts 3 meter mocht bedragen. De oppervlakte van dergelijke constructies mag evenwel tot maximaal 40 m² bedragen om in aanmerking te komen voor een vrijstelling van de vergunningsplicht.

 

In de achtertuin kunnen bijgebouwen reeds tegen de bestaande scheidingsmuur worden aangebouwd zonder stedenbouwkundige vergunning. Zonder scheidingsmuur is in principe een afstand van één meter van de perceelsgrens vereist.  Een bijgebouw in de zijtuin moet op minstens drie meter afstand van de perceelsgrens blijven.

 

  1. Voor parkgebied worden de regels versoepeld: daar waar voordien geen vrijstelling mogelijk was voor ruimtelijk kwetsbare gebieden, wordt op heden in een uitzondering voorzien door de vrijstelling van de vergunningsplicht in parkgebied.

 

Het gaat om volgende vrijstellingen:

–       De vrijstelling voor niet-overdekte constructies

–       De vrijstelling voor de vrijstaande, niet voor verblijf bestemde gebouwen,

–       Het opslaan van allerhande bij de woning horende materialen (maximaal 10 m³ volume), niet zichtbaar vanaf de openbare weg

–       Het plaatsen van één verplaatsbare inrichting die voor bewoning kan worden gebruikt en die niet zichtbaar is vanaf de openbare weg.

 

  1. De vrijstellingen voor agrarisch gebied worden verruimd. Voortaan is er geen stedenbouwkundige vergunning meer nodig voor:

–       Constructies met een maximale hoogte van 3,5 meter die dienen voor de teelt of bescherming van landbouwgewassen. Deze constructies moeten na de oogst worden verwijderd.

–       Open afsluitingen/afsluitingen met dwarslatten (maximaal 2 meter hoog)

–       Een schuilhok voor weidedieren, met houten wanden en een maximumoppervlakte van 20 m², een maximumhoogte van 3 meter en minstens één open zijde.

 

Deze vrijstellingen zijn van toepassing in om het even welk gebied, met uitzondering van ruimtelijk kwetsbare gebieden, behalve in parkgebied. In parkgebied zijn deze vrijstellingen bijgevolg wel van toepassing, hoewel parkgebied in se ruimtelijk kwetsbaar gebied is.

 

De overige vrijstellingen blijven bestaan. Daarnaast wordt het ook mogelijk om een “jachtkansel” te plaatsen in agrarisch gebied.

 

  1. In principe is de herinrichting van bepaalde reeds ingerichte terreinen niet vergunningsplichtig. Deze vrijstelling bestond voorheen niet voor parkgebieden, nu dit ruimtelijk kwetsbare gebieden betreffen. Middels huidig besluit wordt de herinrichting van bepaalde reeds ingerichte terreinen in parkgebied wel vrijgesteld.

 

  1. Er is geen stedenbouwkundige vergunning meer nodig voor het plaatsen, verplaatsen, wijzigen of vervangen van mobiele openluchtrecreatieve verblijven en hun toebehorende installaties (bv. caravans, tenten, kampeerauto’s,…), mits zij worden geplaatst op vergund openluchtrecreatief terrein en mits deze plaatsing, wijziging of vervanging niet strijdig is met de vergunning. Evenmin is nog een vergunning vereist voor het plaatsen/verplaatsen van één of meer woonwagens op residentieel woonwagenterrein of een doortrekkersterrein voor woonwagenbewoners, mits dat het terrein waarop de wagens worden gezet, vergund of hoofdzakelijk vergund is.

 

  1. De regeling voor tijdelijke constructies wordt eveneens versoepeld in parkgebied (vrijstelling wordt mogelijk, terwijl dit voordien niet mogelijk was). Evenwel dienen desgevallend volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

 

–       De tijdelijke inrichting mag er niet langer dan 90 dagen per jaar staan,

–       Zij mag niet worden geplaatst in een ruimtelijke kwetsbaar gebied, m.u.v. parkgebied,

–       De algemene bestemming van het gebied mag niet in het gedrang worden gebracht,

–       De plaatsing van de tijdelijke inrichting mag niet gepaard gaan met ontbossing, vegetatiewijziging, wijziging van kleine landschapselementen, aanmerkelijke reliëfwijzigingen of een wijziging van de waterlichamen.

 

Het merendeel van de wijzigingen is in werking getreden op 28 februari 2014, m.u.v. enkele terminologische wijzigingen gelinkt aan het Onroerenderfgoeddecreet.